Gedurende de jaren veertig en vijftig van de negentiende eeuw waren de japonrokken zo wijd geworden dat modieuze vrouwen de koepelvorm ervan versterkte met een grote tournure. Dit geheimzinnige kledingstuk vergrootte de omvang van de heupen en het zitvlak.
Andere vrouwen droegen hiervoor liever een stijve onderrok van paardenhaar of een exemplaar met ingenaaid of ingeweven koord. Door de uitvinding van de stalen crinoline raakte de tournure gedurende de jaren zestig grotendeels op de achtergrond. Zie verder Crinoline.
Tournure 1868-1890
Vanaf 1868 streefden de modemakers het tournuresilhouet ten tijde van Lodewijk XVI na. Dit silhouet werd gekenmerkt door een hoog kapsel, een volumineuze boezem en bilpartij en hoge hakken. Vrouwen die iets voorover bogen benadrukten het grote contrast tussen de boezem en de bilpartij.
Na 1868 werd het kapsel hoger. De taille schoof omhoog en de boezem werd benadrukt. De achttiende-eeuwse ‘cul’ (Frans) en ‘bum’ (Engels) werden geïmiteerd door de nieuwe tournures. En de schoenen en laarzen werden voorzien van hoge hakken. De modieuze vrouwen namen zelfs de licht voorover leunende houding over. Dit silhouet werd spottend de ‘Grecian bend’ genoemd. Het tournure silhouet uit de jaren tachtig was meer een remake van het silhouet uit de jaren zeventig dan dat het zich direct baseerde op dat van de achttiende eeuw. Onder de crinoline is te lezen hoe in Frankrijk in 1867 de basis werd gelegd voor dit nieuwe silhouet.
Terminologie
In de moderne kostuumliteratuur worden de twee verschillende tournuresilhouetten uit de jaren zeventig en tachtig van elkaar onderscheiden door de hantering van de termen ‘eerste tournure’ en ‘tweede tournure’. In de tijd zelf werd dit onderscheid uiteraard niet gemaakt.
Andere tegenwoordig veel gebruikte termen zijn ‘queue’ en ‘queue de Paris’. De term ‘queue’ staat voor ‘staart’ en ‘sleep’. In wezen zijn het nettere namen dan die waar ze vanaf zijn geleid: ‘cul’ en ‘cul de Paris’. Want ‘cul’ betekent ‘achterste’ en ‘gat’.
In de eigentijdse modeliteratuur werd doorgaans de term ‘tournure’ gebezigd. In het Engels is het correcte woord ‘bustle’.
Vormverandering
In de periode 1868-1890 werd de tournure bijna onafgebroken gedragen. In de ruim twintig jaar onderging zij meerdere vormveranderingen. De wisselende modes en de veranderende snit van de kleding vereiste steeds weer een ander model. Ook hier kunnen we vijf fasen herkennen.
Fase 1, 1868-1872
Deze fase valt samen met fase 5 van de crinoline. Hier bespreek ik uitsluitend de losse tournure. Vanaf 1868 pasten de modieuze vrouwen hun 1867 crinoline aan met een losse tournure. Deze modellen waren breed en heuplang en ontwikkelden zich van eenvoudige tournures naar ingewikkelde exemplaren.
De eenvoudige modellen bestonden uit rollen van paardenhaar of stroken van gesteven katoen. Vanaf 1869 overheersten de met baleinen opgespannen tournures. Omdat de tournures hoog in de taille werden gedragen vulden de naaister vaak de tailleband op tot een dikke worst. Hierdoor sloot deze beter aan in de rugholte.
In 1869 werd tevens een driedelig model gelanceerd: de ‘panier-tournure’. Deze tournure bestond uit drie gelijke delen, waarbij het middelste gedeelte op het zitvlak rustte en de andere twee op de heupen. Dit model was direct geïnspireerd op de robe à la polonaise uit de jaren tachtig van de achttiende eeuw.
Fase 2, 1872-1875
In 1872 was in Europa de stalen crinoline zo goed als volledig uit het modebeeld verdwenen en werd de tournure als een zelfstandig kledingstuk gedragen. De modellen van de firma Thomson waren hierop een belangrijke uitzondering. Uit 1870 dateerde de eerste vermelding van een grote tournure zonder de ondersteuning van een crinoline.
Bij de laatste wedrennen van Lonchamps kon men de kolossale tournures opmerken, die, zonder zich naar onderen in gelijke mate uitzettende steun der crinoline gedragen, een meer dan belachelijk voorkomen aan de daarmee wandelende dames gaven. [De Bazar, 1 september 1870.]
Al snel kregen de moderedacteuren een andere mening. Door het wegvallen van de crinoline werden de tournures, die onder de japonnen met een lange sleep werden gedragen, naar onderen toe verlengd. Bovendien bevestigden de naaister en fabrikanten deze lange modellen in een onderrok. De korte en halflange tournures behoorden bij de voetvrije rokken, de lange modellen werden onder baltoiletten e.d. gedragen.
Na 1872 nam het volume van de tournure jaarlijks toe. In 1873 stonden zij vanuit de tailleband bijna horizontaal uit en een jaar later rezen zij zelfs boven de tailleband uit.
Fase 3, 1875-1879
In 1875 werd de invloed merkbaar van het lange, strakke kuraslijf en de sluike prinsessenjaponnen zonder taillenaad. Deze lijfjes omsloten het vrouwenlichaam als een pantser en duwden als het ware de tournure langzaam naar beneden. Consequenties waren direct merkbaar. De tailleband werd niet meer opgevuld en de tournures verloren hun volume aan de bovenzijde. Aan de onderzijde ontwikkelde zich een lange sleep. Tevens werden de tournures smaller uitgevoerd. Het resultaat was een eenvoudig en sluik silhouet. De eenvoudige prinsessenjaponnen namen het over van de wilde draperieën.
Gedurende de laatste jaren van deze pariode leek de tournure te zijn verdwenen. Mogelijk hadden veel vrouwen hem aan de wilgen gehangen, maar de tournure bleef afgebeeld tot in 1878. De tournures dienden met name de sleep te ondersteunen.
Tournures are now worn with panier dresses, but not with Princesse robes. [The Queen, the Lady’s Newspaper, 23 februari 1878.]
De meest eenvoudige dracht was een rechte onderrok met een lange, los aan te knopen, sleep. Zodoende konden deze rokken onder zowel de voetvrije als de slepende toiletten worden gedragen. Voor onderrokken uit deze tijd zie Onderrok.
Fase 4, 1879-1886
In 1879 inspireerden de modemakers zich op de tournuremode van tien jaar daarvoor. De driedelige panier-tournure werd opnieuw leven ingeblazen. Dit bleek de eerste impuls te zijn voor een nieuwe – de zogenaamde tweede – tournure-periode.
Vanaf 1880 droegen de modieuze vrouwen weer kleine tournures en nam hun volume jaarlijks toe. In de periode 1884-1885 stonden zij, zoals voorheen, vanuit de taille horizontaal af. Toch verschilde dit silhouet sterk van dat uit de jaren zeventig. Door de lange lijven die de boezem en de taille uit elkaar duwden werden de tournures niet meer hoog in de taille, maar laag op het zitvlak gedragen. Na 1886 werd het silhouet, door het stileren van de asymmetrische plooival, ook hoekiger van vorm.
Omstreeks 1885 bevestigden handige naaisters een passende tournure in de voeringrok van de japon. Deze praktische modellen bestonden uit een klein rechthoekige opgevuld kussentje, dat aan de tailleband was genaaid, en twee of drie brede opgespannen stalen baleinen in de voeringrok. Met name bij het gaan zitten bleek deze oplossing uitermate handig te zijn.
Fase 5, 1886-1890
Na 1886 nam het volume van de tournures weer jaarlijks af.
La tournure nous a fait ses adieux; ou, du moins, si elle existe encore, c’est à peine si l’on peut s’en douter, tant elle se fait discrète. Un petit coussin pour la cambrure des reins; un ou deux ressorts très petits, soutenant la jupe dans son mouvement naturel, et c’est tout. [Journal des Dames et des Demoiselles, 1 december 1888.]
De losse tournures raakten voor een deel in onbruik en de modellen die nog verkrijgbaar waren behoorden tot de nieuwe en gepatenteerde opvouwbare exemplaren. Amerika speelde een zeer belangrijke rol in de verspreiding van deze handige tournures. Het meest bekende model was de zogenaamde Langtry bustle. Dit gepatenteerde model klapte in als de vrouw ging zitten. De twee spiraalveren aan de zijkanten trokken de tournure weer in model op het moment dat de vrouw opstond. Dit model is rechts afgebeeld op de onderstaande illustratie.
Op de Amerikaanse markt woedde een verhitte strijd tussen de verschillende producenten van steeds weer verbeterde en goedkopere opklapbare tournures. De onderstaande foto toont een gepatenteerd exemplaar van T.P. Taylor, vergelijkbaar met de middelste tournure op de afbeelding uit een catalogus hierboven.
In 1889 lanceerden couturiers en naaisters de eerste japonnen zonder ondersteuning van een stalen tournure. De rokken van deze japonnen werden aan de achterzijde overigens nog wel ondersteund door een klein kussentje. En in de tunnels in de voeringrok werden katoenen banden aangebracht om de wijdte van de sleep sterk in te halen. Hierdoor werden deze rokken van achteren toch nog in een lichte mate ondersteund. In 1890 werden de laatste baleinen vervangen door banden.
Fin de Siècle 1890-1910
Officieel kwam omstreeks 1890 een einde aan de tournure-modes. Toch betekende dit niet dat modieuze vrouwen na 1890 geen tournures meer droegen. Zeker tot 1910 gaven kleine en geraffineerd vormgegeven exemplaren een fraaie ronde belijning aan de rokken op het zitvlak en de heupen.
Fase 1, 1890-1900
Gedurende de jaren negentig gaven de modieuze wijde pofmouwen, de slanke tailles en de stijve kegelvormige rokken de vrouwen een gekunsteld zandloper-silhouet. In deze periode waren de tournures gemaakt van kleine strookjes paardenhaar of een sikkelvormig kussentje.
Omstreeks 1895 moesten de rokken zo stijf uitstaan dat de naaisters paardenhaar of crinoline verwerkten als tussenvoering in de rok van de japon of de onderrok. Het nieuwe materiaal fibre chamois was minder stijf dan paardenhaar en een uitstekend alternatief om de wijde pofmouwen en stijve rokken te voeren.
Om het volume van de wijde en stijve onderrokken aan de achterzijde in de vorm van een kleine sleep te houden brachten de handige naaisters halverwege de rok, ter hoogte van de bovenzijde van de strook, een opgespannen balein aan. Deze constructie werkte zoals de tournures uit de voorgaande perioden.
Fase 2, 1900-1910
Omstreeks 1900 kreeg het silhouet van de modieuze vrouw een bevallige S-lijn. Deze vormgeving werd benadrukt door een volumineuze boezem en bilpartij. Valse boezems en tournure-kussentjes gaven slanke vrouwen de gewenste modieuze rondingen. De mouwen bleven wijd en de rokken waaierden sierlijk uit in een trompet-vorm.
In deze tijd waren de gepatenteerde tournures van de Amerikaan Scott uitermate populair. Door de sikkelvormige kussen te voorzien van metalen ogen waren zijn tournures of ‘bustles’ niet meer zo broeierig als de dichte modellen. Zelfs in Nederland waren deze tournures van Scott te koop.
Daarnaast werden in Amerika verschillende gepatenteerde sikkelvormige tournures geproduceerd van gevlochten metaaldraad. Ook deze exemplaren waren volgens eigentijdse bronnen luchtig en hygiënisch in gebruik.
De vrouwen die bang waren dat de slepen van de rokken van hun officiële japonnen door de onderrokken onvoldoende zouden worden ondersteund kochten sleepsteunen of lieten de naaister een sleeptournure vervaardigen.
Tegen 1910 was het silhouet van de vrouw weer sluik geworden en was de sierlijke S-lijn verdwenen.
Nasleep
De panty-broekjes en slips met ingebouwde aanvullingen om de rondingen van het lichaam te vergroten mogen we tot de constructie van de tournures rekenen. Tegenwoordig zijn deze constructie weer op de markt gebracht. Mogelijk gebeurde dit onder invloed van de muziekclips met dansende vrouwen met een stevig zitvlak. De Amerikaanse Frederick of Hollywood verkocht deze panty-broekjes al gedurende de jaren zestig.